Nieuw verschenen: In de schaduw van Schindler
Zelfs in de donkerste tijden zijn er dappere mensen die hun medemenselijkheid laten prevaleren boven haat en eigenbelang. Terwijl de meeste Duitsers zich afzijdig hielden of de Jodenvervolging actief of passief ondersteunden, behielden sommigen hun menslievendheid en boden hulp aan vervolgden in nood. Een succesvol schrijver en een vrouwelijke dierenarts, een ingenieur en een politiek gevangene, een kapitein van een cruiseschip en een blinde bezemfabrikant. Zij – en ze waren de enigen niet – groeiden stuk voor stuk uit tot onbaatzuchtige mensenredders. Alleen zijn zij, in tegenstelling tot Oskar Schindler, relatief onbekend gebleven.
Wie waren de Duitsers die met gevaar voor eigen leven hun Joodse medemensen hielpen, terwijl de meesten van hun landgenoten de andere kant opkeken of bijdroegen aan de nazimisdaden? Kevin Prenger deed uitgebreid onderzoek en bracht zes ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’ bijeen in ‘In de schaduw van Schindler’. Prenger toont aan dat het kwaad niet altijd zegeviert.
Hieronder volgt de inleiding van het boek:
Foto: U.S. National Archives, Washington D.C. / Ingekleurd door: Jurrien Koop
Een straatnaambord bij een doodlopende weg in een buitenwijk ergens in Duitsland en een boompje in Jeruzalem. Veel meer tastbaars is er niet, dat herinnert aan Hermann Friedrich Gräbe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam deze Duitser in Oekraïne honderden Joden in bescherming tegen zijn eigen moordzuchtige landgenoten. De straat die zijn naam draagt bevindt zich in zijn geboorteplaats Gräfrath, tegenwoordig een stadsdeel van Solingen. Het boompje, dat enkele jaren geleden werd geplant ter vervanging van een exemplaar uit 1965, bevindt zich ruim 3.000 kilometer ten zuidoosten van deze locatie. Het groeit in de Tuin van de Rechtvaardigen onder de Volkeren op de westkant van de Herzlberg, ook wel de Herdenkingsberg genoemd. Daar bevindt zich het Israëlische Holocaustherdenkingscentrum Yad Vashem, in 1953 opgericht ter herinnering aan de slachtoffers van de door de nazi’s uitgevoerde Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de Klaagmuur is het Holocaustinstituut de meest bezochte toeristische locatie in Israël. Behalve Joodse slachtoffers worden door Yad Vashem ook niet-Joden herdacht die tijdens de oorlog Joden hebben gered van nazivervolging. Zij worden door het instituut onderscheiden met de eretitel Rechtvaardige onder de Volkeren. Bij die titel horen een erepenning en een oorkonde. Per 1 januari 2021 was deze eer 27.921 personen uit 51 landen ten deel gevallen, waaronder Hermann Friedrich Gräbe. Voorheen werd door of voor hen als symbool van leven een johannesbroodboom, een olijfboom of een den geplant in de tuin bij het instituut. Tegenwoordig worden hun namen – wegens ruimtegebrek voor het planten van meer bomen – gebeiteld in een muur in de Tuin der Rechtvaardigen.
De boom ter ere van de heldendaden van Grabe, bevindt zich vlakbij een boom die herinnert aan een veel bekendere Joden-helper, Oskar Schindler. Deze uit Sudetenland afkomstige industrieel, redde in Polen tijdens de oorlog het leven van meer dan duizend Joden. Hoewel hij formeel pas in 1993 postuum geëerd werd met zijn benoeming tot Rechtvaardige, werd zijn boom al in 1962 door hemzelf geplant in de rotsachtige gedenktuin. Het in 1982 oorspronkelijk als Schindler’s Ark gepubliceerde boek van de Australische auteur Thomas Keneally en de verfilming ervan door Steven Spielberg, getiteld Schindler’s List (1993), gaven de in 1974 overleden mensenredder grote bekendheid. Hij werd het symbool van menselijkheid en moed in een tijd van duisternis. Over Hermann Friedrich Grabe is weliswaar ook een Engelstalig boek geschreven (The Moses of Rovno van Douglas K. Huneke uit 1985), maar een grote publieksfilm werd nooit aan hem gewijd. Zijn humanitaire werk tijdens de oorlog staat daarom in de schaduw van dat van Schindler. Hoewel Schindler wat aantallen betreft succesvoller was in het redden van Joden, zijn de overeenkomsten tussen de activiteiten van beide Duitsers tijdens de oorlogsjaren groot.
De Tuin van de Rechtvaardigen onder de Volkeren van Yad Vashem in Jeruzalem. Bron: Proesi / Wikimedia Commons
Terwijl Schindler Joodse gevangenen als werknemers in zijn fabrieken in Krakau en Brunnlitz (tegenwoordig Brněnec in Tsjechie) in bescherming nam, deed Grabe dit voor de Joden die voor hem werkten bij de uitvoering van bouwprojecten voor de Duitse spoorwegen in Oekraine. Het bijzondere aan zowel Schindler als Grabe is dat ze beiden onderdanen waren van het Duitse Rijk. Anders dan de Rechtvaardigen uit neutrale, vijandelijke of door Duitsland bezette landen, pleegden Schindler en Grabe door het redden van Joden verzet tegen hun eigen overheid. Die had immers een tegenovergesteld doel: de uitroeiing van de Europese Joden, ongeacht leeftijd of geslacht. Terwijl beide mannen enerzijds de Duitse oorlogsinspanningen ondersteunden, dwarsboomden ze anderzijds de zogenoemde Endlösung der Judenfrage, de ‘definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk’. Als leden van het ‘dadervolk’ kwamen zij juist op voor de slachtoffers. Daarbij toonden ze zich dus immuun voor het antisemitisme en de moordzucht waar vele landgenoten geen weerstand tegen boden of waar ze zich eigenhandig schuldig aan maakten. Wat de Amerikaanse politicoloog Daniel Goldhagen in zijn opzienbarende boek Hitlers gewillige beulen (1996) beweert – dat de Duitsers ‘hun belaagde landgenoten’ niet hielpen, ‘laat staan de buitenlandse Joden’– geldt dus niet voor deze mannen.
Goldhagen verweet de Duitsers collectieve steun aan het vernietigingsprogramma. ‘Geen enkel bewijs suggereert dat er meer dan een onbeduidende Duitse oppositie tegenover het eliminatieprogramma was,’ concludeert hij, ‘behalve voor de meest brute en verdorven aspecten.’ En: ‘Heel veel Duitsers hielpen vrijwillig mee aan het eliminatieprogramma. Ze namen initiatieven om het te verspreiden door Joden met woorden en fysiek aan te vallen, of ze verhaastten het proces door hen te isoleren en uit te sluiten van de Duitse maatschappij (…).’[1] Hoewel de meeste andere deskundigen zich genuanceerder uiten over Duitslands collectieve schuld, wijzen ook andere onderzoekers erop dat er van Duits verzet tegen de uitroeiing van de Joden nauwelijks sprake was. Het lot van hun Joodse landgenoten liet de meeste Duitsers schijnbaar onberoerd. Velen van hen werkten mee aan vervolging en massamoord, terwijl ze eerder een normaal, geweldloos leven hadden geleid.
Illustratief in dit verband is de studie van de Amerikaanse historicus Christopher R. Browning naar de leden van het Duitse Reserve-Polizei-Bataillon 101. In zijn in 1992 gepubliceerde boek Doodgewone mannen beschrijft hij hoe de leden van dit politiebataljon in de omgeving van Lublin in Polen Joodse gemeenschappen uitroeiden door middel van massa-executies. Veel van de manschappen waren gezinsvaders van in de veertig, die voor de oorlog hun geld verdienden als rechtgeaard politieman. Ze waren verworden tot onmisbare radertjes in het nationaalsocialistische vernietigingssysteem. Het was volgens Browning weliswaar niet hun eigen keus om Joodse mannen, vrouwen en kinderen dood te schieten en ze genoten zelden van hun bloedige werk, maar werkweigeraars waren een uitzondering. De Britse historicus Ian Kershaw deed ook uitgebreid onderzoek naar de houding van de Duitsers ten opzichte van de massamoord op de Joden en concludeert over het ontbreken van breed gedragen protesten hiertegen het volgende: ‘De weg naar Auschwitz was gebouwd uit haat. Maar geplaveid met onverschilligheid.’[2]
Deelname aan genocide en onverschilligheid kan de in totaal 641 Duitsers die tot 1 januari 2021 werden benoemd tot ‘Rechtvaardige’, niet verweten worden. Op verschillende manieren hielpen zij hun vervolgde Joodse medemens. Vaak was hun handelen levensreddend, voor een persoon of voor vele honderden. In dit boek worden de verhalen van zes Rechtvaardigen nader uitgewerkt: Armin T. Wegner, Gustav Schröder, Hermann Friedrich Gräbe, Otto Weidt, Maria von Maltzan en Ludwig Wörl. Deze personen zijn niet per se uitgekozen omdat ze representatief zijn voor alle Duitse Rechtvaardigen. De keuze voor deze personen is voortgekomen uit de hoeveelheid beschikbare bronnen, de bijzonderheid van hun verhaal en het feit dat hun heldendaden zich afspeelden in verschillende tijdvakken of fases van de Holocaust.
Omdat hun heldendaden in het geheim plaatsvonden, zijn deze niet of nauwelijks gedocumenteerd in objectieve primaire bronnen. Subjectieve bronnen, waaronder getuigenissen van de helpers en de geholpenen, vormen de belangrijkste basis voor de reconstructie van hun verhalen. Zoveel mogelijk is getracht om beweringen te toetsen, door ze te vergelijken met andere, objectievere bronnen. Sommige beweringen en anekdotes konden niet geverifieerd worden, maar zijn zo indrukwekkend of veelzeggend, dat het een groot verlies zou zijn als ze genegeerd zouden worden. Uit de formulering van de tekst is telkens op te maken of een bewering een feit is of een onbewezen bewering of mening van een betrokkene. De behandelde gebeurtenissen zijn zo uitzonderlijk en ingrijpend, dat bij de betrokkenen deze herinneringen zelfs jaren na de oorlog waarschijnlijk nog op hun netvlies stonden gebrand. Om in aanmerking te komen voor de titel van Rechtvaardige gaat men in Israël niet over een nacht ijs, dus de heldendaden van de zes hoofdpersonen hoeven niet te worden betwist. Alleen in details kunnen hun verhalen afwijken van de werkelijkheid.
Voorzijde van de erepenning voor de Rechtvaardigen onder de Volkeren. De tekst in het Hebreeuws betekent: ‘Wie één leven redt, redt de hele wereld’. Bron: United States Holocaust Memorial Museum Collection, gift van Michael Mautner
Een breder beeld van de Duitse Jodenhelpers wordt gegeven in zowel het tweede als het laatste deel. In het tweede deel wordt de voorgeschiedenis van de Holocaust besproken, evenals de soorten hulp en de risico’s die kleefden aan het helpen van voortvluchtige Joden. In het slotdeel wordt dieper ingegaan op het ‘DNA’ van de Duitse helpers: wat was hun persoonlijke profiel en wat waren hun motieven? Geprobeerd wordt te verklaren waarom de zes hoofdpersonen en de andere Rechtvaardigen zich onderscheidden door hun hulp aan Joden, terwijl het merendeel van hun landgenoten zich afzijdig hield of zelfs de vervolging en uitroeiing van de Joden passief of actief steunde. Wat maakte in hen de held wakker of waren ze hoe dan ook in de wieg gelegd om goed te doen? De nadruk ligt voortdurend op de Duitse Rechtvaardigen, maar tussendoor komen ook enkele Oostenrijkers aan bod. Hun land maakte immers, sinds de Anschluss van 1938, als de Ostmark onderdeel uit van het Duitse Rijk. Honderddertien Oostenrijkers waren per 1 januari 2021 onderscheiden tot Rechtvaardigen door Yad Vashem.
1. Goldhagen, Daniel J., Hitlers gewillige beulen, p. 428.
2. Kershaw, Ian, Hitler, de Duitsers en de Holocaust, p. 203.