Q&A met ‘Getuigen’ van de Belgische Stichting Auschwitz
‘Getuigen‘ is het periodiek van de Belgische Stichting Auschwitz. Het wetenschappelijk opgezette tijdschrift wordt twee keer per jaar uitgegeven en bevat artikelen, interviews en recensies. De Holocaust en aanverwante thema’s worden vanuit verschillende invalshoeken behandeld. De uitgave van oktober 2021 bevat bijvoorbeeld een dossier over de politisering van de muziek in Europa in de periode 1918-1938. Ook is een Q&A met mij opgenomen. Redactielid Fabian Van Samang stelde mij via e-mail enkele vragen over mijn boeken en bezigheden voor TracesOfWar.nl en Historiek.net. Met toestemming van de Stichting heb ik deze bijdrage hieronder opgenomen. Ik dank Fabian Van Samang en zijn collega’s van dit bijzonder interessante magazine dat ze mij de kans boden om iets meer te vertellen over mijn interesse in de Holocaust en over mijn motivatie om me hiermee bezig te houden.
“Over tuinieren in het getto, grijze zones en doodgewone moordenaars.”
FVS: Hoewel je recentste boek ‘Meer dan alleen Auschwitz’ onlangs ook in Vlaanderen in de boekhandel verscheen, heb je wellicht meer naambekendheid in Nederland dan in België. Als je jezelf als inleiding kort zou moeten typeren, met welke kernwoorden zou je dat dan doen – en waarom precies deze?
KP: Wanneer je zoals ik schrijft over de Holocaust moet je naar mijn mening jezelf kunnen wegcijferen en vooral de historische feiten en de ervaringen van mensen laten spreken. In mijn boeken speel ik zelf geen rol. Ik zou mezelf in die zin kunnen omschrijven als ingetogen. Een rol op de voorgrond is niet aan mij besteed. Wel beschouw ik mezelf als een verteller, iemand die graag bijzondere feiten en verhalen aan anderen doorgeeft. Dat ik mijn lezers indrukken en kennis kan bijbrengen motiveert mij enorm.
Bovendien zie ik mezelf als iemand die redelijk onbevooroordeeld is. Als je de Jodenvervolging beschrijft vanuit een grote rancune ten opzichte van de daders zul je nooit begrijpen hoe zij tot hun daden kwamen. Ik bedoel dan niet de extreem sadistische daders die zelfs binnen het nationaalsocialistische systeem opvielen vanwege hun wreedheid en hun plezier in het mishandelen en moorden van hun slachtoffers. Mij gaat het om de meerderheid van meelopers en de ‘bureaumoordenaars’, degenen die zich verscholen achter de bevelen van hogerhand. Hun gedrag zal ik nooit willen vergoelijken, maar het is kortzichtig om te denken dat wij als mensen in de kern veel beter zijn dan de mensen van toen. Alleen als je objectief onderzoekt welke stappen mensen doormaakten voordat ze Holocaustdaders werden, kan je nieuwe genociden proberen te voorkomen.
FVS: ‘Meer dan alleen Auschwitz’ is niet je eerste studie. Eerder publiceerde je ‘De boodschapper uit de hel,’ een biografie over de Duitse SS’er en chemicus Kurt Gerstein, die een poging deed de geallieerden op de hoogte te brengen van de zich ontwikkelende genocide. Daarna volgde een levensgeschiedenis van SS-rechter Konrad Morgen, die onderzoeksdaden stelde naar mede-SS’ers in hoge beleidsfuncties en in de kampen. Wat sprak je precies aan in het persoonlijke verleden van deze twee merkwaardige SS-prominenten?
KP: Naast deze titels schreef ik ook ‘Het masker van de massamoordenaar’ over Arthur Nebe, de chef van de Kriminalpolizei (de nationale recherche) en gedurende enkele maanden commandant van Einsatzgruppe B. Hoewel hij direct verantwoordelijk was voor nazimisdaden stond hij tegelijkertijd jarenlang in verbinding met het conservatieve en militaire verzet tegen Hitler in Duitsland. Vanwege zijn betrokkenheid bij de aanslag en staatsgreep van 20 juli 1944 werd hij uiteindelijk ter dood veroordeeld door het beruchte Volksgerichtshof en in maart 1945 geëxecuteerd.
Wat mij fascineerde aan Gerstein, Morgen en Nebe was hun tegenstrijdige, ‘gespleten’ rol. Hoe kan je, in het geval van Gerstein, aan de ene kant meewerken aan het leveren van Zyklon-B aan de concentratiekampen, maar aan de andere kant hemel en aarde bewegen om een einde te maken aan de, mede met dit gifgas, uitgevoerde uitroeiing van de Joden? En wat bewoog SS-rechter Konrad Morgen om individuele kamppersoneelsleden te vervolgen voor het ongeoorloofd mishandelen en doden van gevangenen, terwijl in diezelfde kampen onder zijn neus een systematische genocide plaatsvond?
Het was moeilijk om er exact achter te komen wat deze mannen – alle drie SS’ers – precies bewoog. Hun verhalen spelen zich af binnen wat wel eens ‘de grijze zone’ genoemd wordt, een schemergebied waarin goed en kwaad in elkaar overlopen. Heel kort door de bocht komt het hier op neer: Goede mensen doen soms slechte dingen, slechte mensen doen soms goede dingen, maar het zijn de historische omstandigheden die doorgaans het meest bepalend zijn. Gerstein, Nebe en Morgen waren geen psychopaten en behoorden niet tot de meest overtuigde nazi’s, maar raakten door een combinatie van persoonlijke en politieke ontwikkelingen betrokken bij de uitvoering van de Holocaust. Gerstein was mijnbouwkundige, Nebe politieman en Morgen jurist. Zonder Hitler-Duitsland zou het vermoedelijk daarbij zijn gebleven.
FVS: In je recentste boek betoog je dat de Holocaust meer was dan enkel Auschwitz, en je illustreert dat aan de hand van een dozijn weinig bekende verhalen – van daders, slachtoffers en omstanders. Is er één verhaal in je bundel waarvan je denkt: ‘Dit is een vergeten stuk verleden dat het brede publiek absoluut zou moeten kennen’?
KP: Uiteraard ben ik me ervan bewust dat iedereen die wel eens iets over de Holocaust leest, weet dat er meer was dan alleen Auschwitz. Kijk je echter in de (online) boekhandel of bibliotheek dan gaan wel opmerkelijk veel boeken over dit moordcentrum. Dat is begrijpelijk, want het was nou eenmaal de grootste ‘moordfabriek’ die de wereld ooit gekend heeft. Er zijn echter nog zoveel meer verhalen te vertellen die in Nederland en België bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn.
Naar mijn mening zouden de door de Einsatzgruppen uitgevoerde moorden aan het Oostfront meer aandacht moeten krijgen. Door deze moordeskaders van de SS werden meer dan 1 miljoen mensen gedood, meestal op klaarlichte dag en vaak onder toeziend oog van de lokale bevolking en Duitse soldaten. Dit gebeurde grotendeels voordat Auschwitz zich ontwikkelde tot moordcentrum. Opmerkelijk is dat de eenheden werden aangevoerd door ontwikkelde mannen, waaronder bijvoorbeeld veel jonge juristen.
In een hoofdstuk van mijn boek vertel ik over een van deze leiders. Deze Woldemar Klingelhöfer was voor de oorlog nota bene operazanger. Hoe onlogisch het ook klinkt dat een artiest als hij als dader op de ‘killing fields’ van de Holocaust belandde, zijn weg hierheen heb ik proberen te verklaren. Zijn SS-dossier en verhoren tijdens het Einsatzgruppenproces in Neurenberg hielpen hierbij. Saillant detail: terwijl Klingelhöfer zich in opdracht van de Führer bezighield met massamoord, werd hij door de SS vervolgd vanwege het onrechtmatig toe-eigenen van twee paar damesschoenen, vermoedelijk ooit het bezit van een of twee vermoorde Joodse vrouwen. Dat toont de gespletenheid van de SS goed aan, waar moord een missie was, maar door individuele SS’ers gepleegde diefstal van eigendommen van hun slachtoffers een grote misdaad.
FVS: Je bent ook actief bij de website ‘Traces of War’ en het Nederlandse ‘Historiek.net’. Wat is het doel van die media precies, en welke rol speel jij in de beide digitale platformen?
KP: Van 2004 tot 2018 was ik projectleider van de website Go2War2.nl. Deze website is opgegaan in TracesOfWar.nl. Binnen Go2War2 begon ik met schrijven over de Tweede Wereldoorlog. Eerst schreef ik recensies van boeken over de Tweede Wereldoorlog en later volgden artikelen die meestal over verschillende facetten van de Holocaust gingen. Tegenwoordig ben ik voor TracesOfWar hoofdredacteur van de afdeling artikelen. De website beoogt het grootste Nederlandstalige online naslagwerk over de Tweede Wereldoorlog te zijn. Veel kanten van de oorlogsgeschiedenis komen aan bod; van de belangrijkste personen en gebeurtenissen tot nieuwsberichten, boeken en bezienswaardigheden.
Historiek.net is een online geschiedenismagazine dat zich richt op geschiedenis in de brede zin. Er is veel aandacht voor actuele berichten over geschiedenis. Ook voor Historiek schrijf ik recensies van boeken en soms films en artikelen over diverse onderwerpen. Zo schreef ik recent een uitgebreid artikel over de bezetting van Nederland. Het leukste van bijdragen aan Historiek vind ik dat de website veel in het onderwijs wordt toegepast. Als docenten of leerlingen en studenten mijn teksten gebruiken in de les of voor werkstukken, vind ik dat een eer. Hopelijk draag ik zo een steentje bij aan het vergroten van de kennis van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Iets dat, volgens onderzoeken, in elk geval in het Nederlandse onderwijs hard nodig is.
FVS: Holocaustonderzoek is niet altijd simpel. Vorsers stoten voortdurend op praktische en morele barrières die de aard van hun verhaal beïnvloeden, en soms ook bepalen. Wat was voor jou het belangrijkste struikelblok bij het schrijven van dit boek?
KP: Het belangrijkste struikelblok had niet zozeer met de praktische en morele barrières te maken, maar was mijn twijfel of ik met dit boek wel echt iets kon toevoegen. Vormen de verhalen bij elkaar wel een logisch geheel? Nederlandse en Belgische schrijvers publiceren veel over de Holocaust, maar meestal gaat het dan om geschiedenissen die dichter bij huis plaatsvonden. Is een Nederlandstalig publiek geïnteresseerd in een Joodse begraafplaats in Berlijn of in Joodse parachutisten uit Palestina die missies uitvoerden voor de geallieerden? Dit zijn twee van de geschiedenissen waaraan ik een hoofdstuk besteed. Al schrijvende merkte ik dat er toch samenhang ontstond. Bovendien bleef de Holocaust uiteraard niet beperkt tot landsgrenzen; het was een Europese aangelegenheid. Waarom zouden we bijvoorbeeld wel willen lezen over onderduikers in Nederland en België en niet over de zeker niet minder indrukwekkende ervaringen van de Joodse onderduikers in een Oekraïense grot die ik ook in een hoofdstuk behandel?
Enige twijfel had ik ook over het hoofdstuk dat ik ‘Tuinieren in het getto’ heb genoemd. Het gaat voor een deel over hoe Joden in de getto’s in Polen moestuinen of -tuintjes bijhielden om te overleven. Het gaat echter ook over hoe tuinieren hen hielp om onder vreselijke omstandigheden eventjes te ontsnappen aan alle ellende. Ik beschrijf bijvoorbeeld ook de steun die Anne Frank ondervond van de kastanjeboom waar ze op uit keek vanuit het zolderraam van haar onderduikplaats en hoe een pruimenboompje in het voormalige getto van Warschau uitgroeide tot een soort levend monument.
Kun je echter uitgebreid zulke kleine lichtpuntjes beschrijven, terwijl de geschiedenis zo duister is? Ik vond uiteindelijk van wel, want het is belangrijk om de slachtoffers als mensen te blijven zien. En een van de eigenschappen die veel mensen kenmerkt is hun liefde voor tuinieren en de natuur. En ook hun ongelooflijke veerkracht, om ook in de moeilijkste omstandigheden kracht te kunnen putten uit ogenschijnlijke kleine zaken. Dat geldt overigens ook voor de Holocaustdaders, waar ik in hetzelfde hoofdstuk ook aandacht aan besteed. Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz, was zo trots op de bloemenperken in zijn kamp dat hij aan zijn personeel een instructie uitvaardigde dat het betreden van de tuinen en bloemperken uit den boze was. Bij concentratiekamp Dachau bevond zich de grootste kruidentuin van Europa. In opdracht van SS-leider werden hier geneeskundige kruiden gekweekt en gladiolen die werden benut voor de productie van vitamine C voor Duitse soldaten aan het Oostfront.
FVS: De hebraïst Julien Klener zei jaren geleden in een interview met Jan Leyers dat de Holocaust Europa en de wereld met een kater heeft opgezadeld waar we nog steeds niet van verlost zijn. Wat is volgens jou het meest prangende probleem waarmee de Holocaust de mens heeft opgezadeld? Kunnen we lessen trekken uit de judeocide, of moeten we concluderen dat de mens uit de geschiedenis weinig leert? En welke morele boodschap spreekt volgens jou vandaag nog uit het symbool ‘Auschwitz’?
KP: De schokkendste, maar tegelijkertijd belangrijkste les van de Holocaust is dat ‘doodgewone’ mensen kunnen veranderen in moordenaars. Wie dat als geen ander duidelijk kan maken, is Benjamin Ferencz, de hoofaanklager van het Einsatzgruppenproces in Neurenberg. Hij speelt de hoofdrol in een van de hoofdstukken in mijn boek. In een televisie-interview in 2017 werd hem gevraagd hoe de door hem aangeklaagde mannen konden veranderen in “barbaarse beesten”. Ferencz antwoordde meteen dat zij helemaal geen beesten waren. Volgens hem waren het vaderlandslievende mannen die handelden in het belang van hun land, althans dat dachten ze. Zonder oorlog waren deze mannen in zijn ogen nooit moordenaars geweest. “Law Not War” is daarom het motto van deze in 1920 geboren Amerikaanse jurist en strijder voor mensenrechten. Een bijzondere en inspirerende man.
De morele boodschap die uit het symbool ‘Auschwitz’ en de Holocaust in het algemeen spreekt, is naar mijn mening dat we onze vrijheid en democratie moeten koesteren. Zodra de rechtsstaat wegvalt en geweld overheerst, zijn we overgeleverd aan willekeur. In mijn boek komen ook de recente misdaden van IS tegen de Jezidi’s in Irak en Syrië kort aan bod. Daar zag je hoe oorlog en het ontbreken van de beschermende werking van een rechtsstaat in onze tijd leidden tot vreselijke misdaden. Uit de mond van een deskundige, de Franse priester Patrick Desbois, beschrijf ik dat de individuele daders eigenlijk dezelfde motivatie hadden als de moordenaars van de SS: macht, seks en geld. Waar de nazi’s zich echter lieten leiden door boosaardige nationalistische gevoelens, werden leden van IS gemotiveerd door religieuze waanzin.
Je zou pessimistisch kunnen concluderen dat de mens niets leert van de geschiedenis, maar na de Tweede Wereldoorlog is er wel veel verbeterd op het gebied van mensenrechten en internationale verhoudingen. Onder andere de oprichting van het Internationaal Strafhof in Den Haag is daar een voorbeeld van. Helaas ging het na 1945 nog vaak mis, maar ik haal nogmaals Benjamin Ferencz aan die hierover met veel meer gezag kan oordelen dan ik: “De vooruitgang is fantastisch. Oorlog wordt niet langer verheerlijkt, er is een internationaal gerechtshof. […] Soms gaan we omhoog, soms gaan we naar beneden, Maar de trend is omhoog.”
FVS: De naziperiode haalde het slechtste van de mens boven. In je boek schets je de levensgeschiedenis van de Duitse operazanger en massamoordenaar Woldemar Klingelhöfer. Anderzijds open je je boek met verwijzingen naar Wilm Hosenfeld, die de Poolse pianist Wladyslaw Szpilman het leven redde; en met kardinaal von Preysing, die tegen de deportaties van joden protesteerde. Wat vertelt de Holocaust ons over de aard van de mens? En wat doet het Holocaustonderzoek met de vorser – anders geformuleerd: hoe heeft het Holocaustonderzoek jou veranderd (als het dat al deed)?
KP: Oorlog haalt het slechtste in mensen boven, maar soms ook het beste. In een oorlog ontstaan helden en schurken en van alles er tussenin. Dat maakt de Tweede Wereldoorlog – een ultieme krachtmeting tussen goed en kwaad – natuurlijk erg interessant om te beschrijven. Al blijven oorlog en vervolging vanzelfsprekend vanuit het standpunt van de slachtoffers het meest vreselijke dat mensen elkaar aan kunnen doen.
Wat de Holocaust mij heeft bijgebracht is dat het in het leven niet slechts gaat om streven naar je eigen geluk. Veel belangrijker is het om gezamenlijk een veilige samenleving te creëren met zorg voor iedereen die daar onderdeel van uit maakt. In mijn boek richt ik me vooral op de Joodse slachtoffers van de nazi’s, maar ook het lot van geestelijk en lichamelijk beperkte mensen was natuurlijk vreselijk droevig. Tijdens het afgelopen jaar werd er in het kader van de corona-lockdowns meer dan eens afgevraagd of alle maatregelen om de zwakkeren te beschermen wel opwogen tegen de economische nadelen. Mij gingen daar de haren van overeind staan. In nazi-Duitsland sprak men in dit kader van ‘Unnütze Esser’ (nutteloze eters) en werd op propagandaposters getoond hoeveel geld de volksgemeenschap kwijt was aan de zorg voor gehandicapten. Geld dat in de ogen van de nazi’s beter besteed kon worden aan ‘gezonde’ Arische families. We moeten voorkomen dat dit sociaal-darwinistische denken voeten aan de grond krijgt in de politiek. Wie van welke bevolkingsgroep dan ook een karikatuur maakt, vergeet de ander te zien als een mens met wie je meestal meer deelt dan je denkt.
FVS: Het lijkt alsof jij zelden stil zit. ‘Meer dan alleen Auschwitz’ is wellicht niet je laatste pennenvrucht. Werk je op dit ogenblik aan nieuwe projecten? Kan je daarover al een tipje van de sluier oplichten?
KP: ‘Meer dan alleen Auschwitz’ is mijn zevende boek, maar ik begon al langer dan tien jaar geleden met het schrijven van mijn eerste boek. Mijn volgende boek verschijnt in het voorjaar van 2022 bij Just Publishers. De titel is ‘In de schaduw van Schindler’ en het gaat over enkele minder bekende Duitse Jodenhelpers. De hoofdpersonen hebben verschillende achtergronden: van een intellectuele schrijver tot een vrouwelijke dierenarts en van een ingenieur tot een politiek gevangene. Wat ik me bij elke persoon afvraag is hoe hij of zij zich heeft ontwikkeld tot Jodenhelper, terwijl de meeste Duitsers zich juist afzijdig hielden of de Jodenvervolging actief of passief ondersteunden. Meestal wordt in onderzoek gezocht naar de motivatie van daders, maar is het niet net zo interessant en in elk geval inspirerender om te kijken hoe iemand een mensenredder werd? Een eenduidige verklaring verwacht ik niet te vinden, maar ik hoop wel dat de afzonderlijke verhalen aantonen dat het kwaad niet altijd zegeviert. Zelfs in de duisterste tijden zijn er altijd dappere mensen die hun medemenselijkheid laten prevaleren boven eigenbelang en haat. Voor mij als schrijver is het een prettige afwisseling om ook eens over helden te schrijven in plaats van over daders.